Zwangere vrouwen met een niet-Nederlandse etniciteit en beperkte taalvaardigheden maken mogelijk minder gebruik van prenatale screening. In deze Nederlandse prospectieve studie (2008 – 2010) werd onderzocht of er een relatie is tussen het aanbieden van prenatale screening aan, en het daadwerkelijke gebruik maken van prenatale screening in niet-Nederlandse populaties en populaties met beperkte taalvaardigheden.

De onderzoekers bestudeerden 30.549 kwaliteitscontrole formulieren. Deze formulieren werden verzameld door het regionale prenatale screening centrum Zuidwest Nederland en bevatte verschillende vragen over het prenatale screening programma ingevuld per individuele vrouw: (1) of informatie over de combinatietest en de 20-weken echo was gegeven; (2) counseling hieromtrent; (3) of informed-consent was verkregen voor deze screeningtesten en (4) daadwerkelijke deelname aan de screeningtesten.

De vragen werden ingevuld door zorgverleners; de data werden anoniem verzameld. De steekproef bedroeg 37% van alle zwangere vrouwen in Zuidwest Nederland met een gemiddelde leeftijd van 29 jaar met een gelijke verdeling van primi- en multiparae. De steekproef bedroeg 34% vrouwen met een niet-Nederlandse etniciteit; 31% van de steekproef behoorde tot de eerste generatie immigranten en 7% had een beperkte taalvaardigheid.

Verschillende groepen werden vergeleken: Nederlandse vrouwen en immigratie generaties (1e en 2e generatie) en vrouwen met verschillen in taalvaardigheid (vloeiend Nederlands/ beperkt). De onderzoekers identificeerden met een Chi-kwadraat toets dat eerste generatie immigranten vrouwen significant minder vaak informatie over prenatale screening aangeboden kregen, zowel de combinatietest als de 20-weken echo, in vergelijking tot Nederlandse vrouwen en tweede generatie immigranten vrouwen (p= 0.05). Dit was ook van toepassing op vrouwen met een verminderde taalvaardigheid vergeleken met taalvaardige vrouwen (p= 0.05).

Uit logistische regressie analyse bleek dat vrouwen met een niet-Nederlandse etniciteit significant minder vaak gebruik maakten van de combinatietest, met individuele verschillen per etniciteit. Eerste generatie immigranten vrouwen werden vaker gecounseld voor de 20-weken echo (OR 1.91; 95% BI 1.11–3.30) vergeleken met tweede generatie vrouwen. Vrouwen met een verminderde taalvaardigheid kregen minder vaak informatie aangeboden over de combinatietest dan taalvaardige vrouwen (OR 0.40; 95% CI 0.23-0.71). Zij werden minder vaak gecounseld voor de combinatietest (OR 0.45; 95% BI 0.31-0.63) en de 20-weken echo (OR 0.45; 95% BI 0.23-0.91). Vrouwen met een beperkte taalvaardigheid maakten ook minder vaak gebruik van de combinatietest (range OR 0.46–0.48) of van de 20-weken echo (range OR 0.45–0.49).

De auteurs concluderen dat immigranten vrouwen en vrouwen met een verminderde taalvaardigheid, tekort worden gedaan in het nationale prenatale screeningsprogramma. Dit is in strijd met de Gezondheidsraad die gelijke toegang als een belangrijk uitgangspunt hanteert voor het hele programma van prenatale screening.