Er is toenemend bewijs dat een gestoorde placentafunctie bij vroeggeboorte leidt tot slechtere neonatale en lange termijnuitkomsten. Aan spontane vroeggeboorte en pre-eclampsie lijkt vergelijkbare placentapathologie ten grondslag te liggen. Om onderliggende mechanismen te onderzoeken vergelijkt deze case-controlstudie placentakenmerken bij spontane versus geïndiceerde vroeggeboorten.

Pathologen met perinatale expertise beoordeelden placenta’s van alle vrouwen met een vroeggeboorte ( 17-37 weken) van een eenling in het UMCU in 2009. Exclusie vond plaats bij complicaties door congenitale of chromosomale afwijkingen of vruchtdood. De onderzoekers vergeleken de placenta’s van 121 spontane vroeggeboorten versus 112 geïndiceerde vroeggeboorte op infectieuze inflammatoire laesies en maternale vasculaire laesies. Zij stratificeerden in immaturiteit (17 – 24 weken), extreme (24 – 28 weken), vroege (28 – 32 weken) en matige of late prematuriteit (32 – 37 weken).

Vrouwen met spontane vroeggeboorte hebben significant vaker spontaan gebroken vliezen (23,1% vs 0,9%) en intra-uteriene infectie (9,1% vs 0,9%). Vrouwen met geïndiceerde vroeggeboorte krijgen significant vaker pre-eclampsie of HELLP, dysmature kinderen (29,0% vs 2,8%) en keizersneden (74,1 vs 6,6%).

Bij spontane extreme vroeggeboorte worden vooral inflammatoire laesies gezien (40%). Bij toenemende zwangerschapsduur is er een afname in inflammatoire laesies (21,3% bij vroege en 15,9% bij matige of late prematuriteit) en vindt er een verschuiving van inflammatoire naar vasculaire laesies plaats (na 28 weken). Er zijn vasculaire laesies in 46,8% van vroege en 47,7% van matige of late prematuriteit. Bij geïndiceerde vroeggeboorte zijn er altijd vasculaire laesies. Vrouwen met geïndiceerde vroeggeboorte hebben significant vaker laaggewicht (<p10) placenta’s en bij geïndiceerde extreme en vroegpremature geboorte ook meer infarcten en ischemie.

De auteurs concluderen dat bij zowel spontane als geïndiceerde vroeggeboorte vasculaire placentapathologie op de voorgrond staat; alleen in de groep spontane extreme premature geboorten is chorioamnioitis de voornaamste bevinding. Deze resultaten ondersteunen het ontwikkelen van preventieve interventies, zoals behandeling met aspirine ter bevordering van planetaire vascularisatie.