Tijdens de zwangerschap is de uterus onder invloed van progesteron min of meer ongevoelig voor contracties. Wanneer een reeks biochemische processen in gang wordt gezet, treedt de baring op. Bij zoogdieren is aantoonbaar dat voorafgaand aan de baring een progesterondaling optreedt; bij mensen is deze daling niet aanwezig maar wordt aangenomen dat er een progesteronblokkade optreedt. Progesteron speelt dus een belangrijke rol bij het op gang komen van de baring. De werking van progesteron berust waarschijnlijk op meerdere mechanismen: remming van prostaglandine synthese, oxytocine productie, vermindering van het aantal oxytocine receptoren en gap-junctions in het myometrium. Met deze kennis, ontstond het idee dat toedienen van progesteron de zwangerschapsduur zou kunnen verlengen, en dus effectief zou kunnen zijn bij de preventie/behandeling van partus prematurus. Hoe dit mechanisme verklaart zou kunnen worden -zwangeren hebben immers hoge progesteron concentraties, waarbij de “suppletie” in het niet valt- is vooralsnog onduidelijk.

Alhoewel veelbelovend, spreken de resultaten van gerandomiseerde trials over de effectiviteit van progesteron ter preventie van vroeggeboorte elkaar tegen. In Nederland is een studie (AMPHIA) afgerond naar het effect van progesteron bij meerling zwangerschappen en loopt een studie (Triple P) naar het gebruik van progesteron bij een verkorte cervix. Wanneer deze resultaten bekend zijn kan weer meer over de effectiviteit van progesteron toediening gezegd worden.