Namens de International Confederation of Midwives (ICM) maakt Marianne Nieuwenhuijze, lector Midwifery aan de Academie Verloskunde Maastricht, deel uit van de WHO-werkgroep MoNITOR.

Deze werkgroep ontwikkelt indicatoren en meetinstrumenten om wereldwijd de gezondheid van moeder en kind te kunnen monitoren. Momenteel bestaat er een grote diversiteit van instrumenten, de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) wil komen tot een universele set die wereldwijd gebruikt kan worden.

Deze instrumenten worden ingezet om case studies uit te voeren in verschillende landen (vooral Afrika en Azië) om zo een beeld te krijgen van de organisatie en kwaliteit van de geboortezorg in dat land. Om te komen tot universele indicatoren die eenvoudig meetbaar zijn, is niet eenvoudig. Wat doe je met een vraag naar de zorgverlener die aanwezig was bij de bevalling als er 300 verschillende types zorgverleners zijn?

In veel landen worden de data verzameld via zogenaamde ‘household surveys’, waarbij een getrainde persoon naar dorpen of wijken gaat en vragenlijsten afneemt per huishouden over gebeurtenissen (zoals zwangerschap en geboorte) in de afgelopen paar jaar. Vragen moeten dus eenduidig zijn en vragen naar zaken die vrouwen goed herinneren om tot betrouwbare en valide resultaten te komen.

Dat vraagt om verloskundige input en het is positief dat de ICM hier aan tafel zit. De werkgroep is goed op koers en maakt zoveel mogelijk gebruik van bestaand materiaal. De werkgroep hoopt volgend jaar het definitieve resultaat op te leveren en de eerste case studies met de nieuwe lijst uit te voeren.

Ank de Jonge, verloskundige en universitair hoofddocent van de afdeling Midwifery Science, AVAG/ VUmc, vertegenwoordigt de ICM in de WHO werkgroep  ‘Maternal Death Surveillance and Response’ (MDSR).  Zo nodig vervangt Marianne Nieuwenhuijze Ank de Jonge en omgekeerd.