De stelling – oktober 2008
De stelling van deze nieuwsbrief luidt: “Het dient standaard zorg te worden dat bij een verwijzing van een cliënt tijdens de baring, de verloskundige de (psychosociale) ondersteuning continueert.”De stelling van deze nieuwsbrief luidt: “Het dient standaard zorg te worden dat bij een verwijzing van een cliënt tijdens de baring, de verloskundige de (psychosociale) ondersteuning continueert.” Aanleiding voor de stelling is een artikel in Birth van maart 2008 (volume 35: Number 1; pages 9–15) over verwijzingen bij thuisbevallingen. Daarin staat dat het risico op onjuiste/onnodige doorverwijzingen toeneemt bij primipara, als de verloskundige bij de bevalling een ander is dan tijdens de controles. De meningen op Kennispoort Verloskunde zijn enigszins verdeeld: 62% vindt inderdaad dat de verloskundige de ondersteuning standaard moet continueren bij een verwijzing tijdens de baring, 34% vindt dat geen goed idee en 4% weet het niet.
Toine Lagro-Janssen (foto), huisarts en hoogleraar Vrouwenstudies Medische Wetenschappen is niet verrast over deze uitslag: “Dat de meeste verloskundigen bij een verwijzing tijdens de baring hun rol niet plotsklaps uitgespeeld achten verbaast me niets. Eerstelijnsverloskunde baseert zich immers, net als huisartsgeneeskunde, op kennis van de context van de patient, de (medische) voorgeschiedenis en voorkeuren of wensen die tijdens eerdere contacten kenbaar zijn gemaakt. De barende vrouw mag zich dus, door de voorafgaande controles, gekend weten door de verloskundige. De gynaecoloog moet dat in korte tijd allemaal opbouwen, dat kan niet en dat hoeft ook niet in dezelfde intensiteit. De verloskundige kan dus juist bij de overdracht een belangrijke rol spelen door er als een vertrouwde en bekende deskundige te zijn en ondersteuning te bieden. Bedenk ook dat de transfer momenten ook juist de momenten zijn waarin zaken fout gaan, dus ook vanuit dat oogpunt is een deskundige overdracht door aanwezigheid van belang. Dit alles geldt natuurlijk vooral en meer bij maatschappelijk en psychologisch kwetsbare vrouwen. Wellicht dat de 35% van de verloskundigen die het geen standaard zorg vindt, vooral de nadruk legt op een gedifferentieerd (en dus niet standaard) beleid afgestemd op het belang voor de vrouw in kwestie.”
De stelling voor de komende periode luidt:
“De verloskundige dient zicht te ontwikkelen van poortwachter voor 2e lijns zorg tot regisseur in de verloskundige ketenzorg.”