Na een obstetrische interventie vaker dyspareunie
Een prospectieve multicenter studie in zes verloskunde klinieken in Melbourne, Australië richtte zich op de relatie tussen de wijze van bevallen, perineumschade en dyspareunie in de eerste periode na de geboorte tot anderhalf jaar post partum. In de periode 2003-2005 ontvingen 1.494 vrouwen een eerste serie vragenlijsten over hun basiskarakteristieken, dyspareunie voor de zwangerschap en prenataal en vervolgvragenlijsten na 3, 6, 12 en 18 maanden postpartum. In totaal vullen 1.244 vrouwen (83%) alle vragenlijsten in.
Na 3 maanden heeft 78,3% van de vrouwen weer gemeenschap gehad, bij zes maanden 94%, en dit loopt op tot 98% bij achttien maanden. De meeste vrouwen ervaren pijn bij de eerste keer gemeenschap na de bevalling (85,7%). Bij achttien maanden na de geboorte heeft 24% van de vrouwen nog pijnklachten bij het vrijen. Na correctie voor verstorende variabelen is de kans hierop verhoogd bij vrouwen die een spoedkeizersnede (OR: 2.41; 1.4 – 4.0) of een vacuümextractie (OR: 2.28; 1.3-4.1) ondergaan en mogelijk hoger bij een electieve sectio (OR: 1.71; 0.9-3.2), vergeleken met vrouwen die spontaan bevallen.
De proportie vrouwen met pijnklachten achttien maanden post partum bij vaginale geboorte verschilt niet significant tussen vrouwen met en zonder perineumschade (19,8% vs. 16,8%). Andere factoren die verband houden met dyspareunie achttien maanden na de geboorte zijn dyspareunie in de anamnese, huiselijk geweld en het niet welbevinden van de vrouw.
De onderzoekers stellen dat het belangrijk is te weten dyspareunie onder vrouwen tot zelfs anderhalf jaar na de geboorte een omvangrijk probleem is. Verloskundige zorgverleners kunnen deze kennis en hun kennis over de beïnvloedende factoren gebruiken in hun voorlichting en begeleiding. Daarnaast ondersteunt deze kennis het belang om onnodig ingrijpen bij de geboorte te voorkomen.