Vruchtwaterembolie in Nederland
Stolk KH, Zwart JJ, Schutte J, Van Roosmalen J.
Severe maternal morbidity and mortality from amniotic fluid embolism in the Netherlands.
Acta Obstet Gynecol Scand. 2012 Aug;91(8):991-5
Directe link naar de samenvatting
Vruchtwaterembolie (VE) is voor het eerst beschreven in 1926. De pathofysiologie van het ziektebeeld is nog niet opgehelderd. Mogelijk speelt het immuunsysteem een rol in de maternale reactie op vruchtwater. De diagnose VE wordt gesteld als er geen andere medische verklaring is bij het optreden van één of meer van de volgende ernstige symptomen: hypotensie (en/of hartstilstand), ademhalingsproblematiek, gedissemineerde intravasale stolling, coma en/of convulsies in de zwangerschap of binnen 48 uur post partum.In deze retrospectieve Nederlandse case studie werd gezocht naar risicofactoren voor VE. Gegevens werden verzameld uit twee bronnen: meldingen van overlijden door VE bij de Commissie Maternale Sterfte (1993 tot en met 2005) en data over ernstige acute maternale morbiditeit uit de LEMMoN-studie (aug 2004 – aug 2006). Er waren tussen 1993 en augustus 2006 in totaal twintig gevallen van VE, waarvan twaalf met fatale afloop (maternale mortaliteitsratio VE 0,63 per 100.000 levend geborenen tegenover 0,11 per 100.000 tussen 1983 en 1992). In de meeste gevallen was er sprake van hemorrhagie (70%) en dyspnoe (65%). VE begon meestal tijdens de partus (65%) of postpartum (25%). De perinatale sterfte bij VE was 38,1%.
VE kwam niet voor bij vrouwen jonger dan dertig jaar. Naast leeftijd waren mogelijke risicofactoren multipariteit (OR: 3.3; 1.02-10.5), kunstverlossing, sectio en inleiding van de baring. Deze uitkomsten werden ook gevonden in een recente prospectieve cohortstudie in het Verenigd Koninkrijk.