Orale glucose-verlagende middelen niet even effectief als insuline
Metformine (eventueel met glyburide) blijkt niet even effectief te zijn als insuline om grote baby’s te voorkomen bij zwangerschapsdiabetes.
Als alleen een dieet niet voldoende is om de glucosespiegel van een vrouw met zwangerschapsdiabetes onder controle te houden, krijgt ze over het algemeen insuline voorgeschreven. Alternatieven voor insuline zijn orale glucose-verlagende middelen, zoals metformine, zo nodig aangevuld met glyburide. De vraag of deze middelen net zo effectief zijn als insuline is onderzocht in een Nederlandse randomized controlled trial (RCT), het SUGAR-DIP onderzoek.
Behandeling met insuline of metformine
Aan de studie werkten 25 Nederlandse ziekenhuizen mee. Vrouwen met zwangerschapsdiabetes werden ongeveer twee weken na de diagnose uitgenodigd voor de studie, als hun glucose dagcurve afwijkend was, ondanks een dieet. Alleen vrouwen ouder dan 18, die Nederlands of Engels beheersten, zwanger van een eenling waren, en tussen de 16 en 34 weken zwanger waren konden meedoen. Ze werden verdeeld in twee groepen voor het starten van de behandeling met insuline (411 vrouwen) of met metformine (409 vrouwen). De vrouwen werden behandeld volgens een vastgelegd onderzoeksprotocol.
Grote baby’s
De primaire uitkomstmaat van het onderzoek was het percentage baby’s dat groot was voor de zwangerschapsduur (geboortegewicht >90e percentiel). Secundaire uitkomsten waren onder andere:
- maternale hypoglykemie
- keizersnede
- zwangerschapshypertensie
- pre-eclampsie
- maternale gewichtstoename
- vroeggeboorte
- geboortetrauma
- neonatale hypoglykemie
- neonatale hyperbilirubinemie
- opname op de neonatale intensive care.
Effectiviteit orale glucose-verlagende middelen aantoonbaar minder goed
Van de deelnemers die orale glucose-verlagende middelen kregen, behield 79% (320 vrouwen) glykemische controle zonder insuline. In de groep die startte met orale glucose-verlagende middelen was 23,9% van de baby’s (97) groot voor de zwangerschapsduur. In de groep die startte met insuline was dit 19,9% (79). De effectiviteit van het starten met orale medicatie was daarmee aantoonbaar minder goed voor deze uitkomst. Maternale hypoglykemie werd ook vaker gerapporteerd in de groep met orale glucose-verlagende middelen (20,9%) dan in de groep met insuline (10,9%). Alle andere secundaire uitkomsten verschilden niet tussen de groepen.
Op basis van deze studie lijkt insuline de eerste keuze als alleen een dieet niet voldoende is om de glucosespiegel van een vrouw met zwangerschapsdiabetes onder controle te houden. Voor klinisch verloskundigen die vrouwen met zwangerschapsdiabetes begeleiden, is dit een belangrijk inzicht. Ben je eerstelijns verloskundige? Dan kun je vrouwen voorlichten over dit inzicht.Waarschijnlijk heeft deze studie ook gevolgen voor de huidige richtlijnmodule ‘medicamenteuze behandeling vrouw met DM2/GDM’ . Mogelijk moeten lokale protocollen voor begeleiding bij zwangerschapsdiabetes opnieuw tegen het licht worden gehouden en moeten er nieuwe afspraken gemaakt in het VSV.
JAMA. 2025;333(6):470-478