ACHTERGROND
Thuis bevallen is in Nederland altijd de gewoonste zaak van de wereld geweest. Pas sinds de jaren zestig van de vorige eeuw konden vrouwen met een ongecompliceerde zwangerschap kiezen voor een bevalling in een ziekenhuis zonder verwezen te zijn naar een gynaecoloog, voor een zogenaamde poliklinische bevalling, begeleid door hun eigen verloskundige. Een belangrijk Nederlands uitgangspunt, niet alleen in de verloskunde maar in de hele Nederlandse gezondheidszorg is de scheiding tussen eerstelijnszorg, die vrij toegankelijk is, en specialistische zorg (tweede en derde lijn) waar een verwijzing en dus een medische indicatie voor nodig is. In andere landen, waar die strikte scheiding ontbreekt, is bevallen in het ziekenhuis of in een geboortecentrum / geboortekliniek, meestal onder supervisie van een gynaecoloog, de norm.

Ook in Nederland zijn geboortecentra niet nieuw. Op verschillende momenten en om verschillende redenen werden geboortecentra opgericht en weer gesloten. De allereerste geboortecentra, toen kraamklinieken genoemd, werden gestart in 1883 ten behoeve van de opleiding van de vroedvrouwenscholen. Direct na de tweede wereldoorlog werden in verband met de woningnood en slechte behuizing ten behoeve van de verplaatste thuisbevalling door diverse organisaties en ziekenhuizen een groot aantal vrijstaande kraamklinieken opgericht in onder andere Den Haag, Amsterdam en Haarlem en diverse provincies. Later zijn de meeste hiervan weer gesloten. Rondom de eeuwwisseling werd in Nederland opnieuw gezocht naar mogelijkheden om vrouwen die, vanwege hun woonsituatie, niet thuis konden of wilden bevallen, een alternatief te bieden buiten het ziekenhuis. Om die reden ontstonden de eerste geboortecentra, ook wel kraam(zorg)hotels of geboortehotels genoemd, zoals in Rotterdam Noord (sinds 1997).