Deze Nederlandse kwalitatieve studie onderzocht de houding van verloskundigen tegenover en hun motieven voor bevordering van fysiologische geboorte en belemmerende en bevorderende factoren.

De onderzoekers hielden in 2013 drie focusgroepen met 14 tweedelijns verloskundigen en in 2015 vier focusgroepen met 23 eerstelijnsverloskundigen.Er komen vier thema’s naar voren: fysiologische geboorte als een continuüm, navigeren in en tussen de eerste – en tweede lijn, vrouwgerichtheid (woman-centeredness), (eigen) competentie en zelfvertrouwen.

Verloskundigen vinden dat het behoud en het bevorderen van fysiologische geboorte centraal staat in hun rol. Ze definiëren fysiologische geboorte als een continuüm. Voor verloskundigen in de tweede lijn is het continuüm breder en ingewikkelder dan in de eerste lijn. De verloskundigen zien de ziekenhuiscultuur als een belemmerende factor in handelingen die fysiologische geboorte bevorderen. Zo staan de verloskundigen positief tegenover het gebruik van meerdere baringshoudingen, maar stuit dit in het ziekenhuis vaker op andere zorgverleners, de inrichting van verloskamers, hoge werkdruk en hiërarchie.

Vooral eerstelijns verloskundigen ervaren dat gezamenlijke besluitvorming met de vrouw de verloskundige ook kracht geeft om de fysiologie te bevorderen. De verloskundigen vinden dat vrouwgerichte werkwijzen en het ter discussie stellen van niet op bewijs gebaseerde handelswijzen kunnen helpen om de fysiologische bevalling te bevorderen.

De onderzoekers concluderen dat het nodig is dat verloskundigen zich bewust zijn van belemmerende en bevorderende factoren van de fysiologische geboorte en strategieën kunnen inzetten om deze competent en met vertrouwen te bevorderen in de eerste – en tweede lijn. Verloskundig onderwijs en onderzoek dienen deze verder te ontwikkelen, met gebruik van bijvoorbeeld mentorschap, interprofessioneel leren en evidence-based handelen.