Het is bekend dat de drijvende krachten achter medicalisering niet meer vooral bestaan uit maatschappelijke structuren zoals overheden, verzekeringen en medische instellingen, maar dat individuele patiënten en consumenten het proces voortstuwen.

De Amerikaanse onderzoeker in deze sociologische casestudie definieert medicalisering als een proces waarin niet-medische problemen gedefinieerd en behandeld worden als medische problemen. Voor haar onderzoek naar de relaties tussen maatschappelijke structuren en individuele keuzevrijheid in medicalisering gebruikt ze de casus van lesbische paren en hun motieven en ervaringen met reproductie en kunstmatige voortplantingstechnologie. Ze interviewde 24 grotendeels hoger opgeleide vrouwen in lesbische relaties in meerdere Amerikaanse staten die ooit probeerden zwanger te worden.

Uit de interviews blijkt dat de vrouwen het krijgen van kinderen steeds meer als een sociale norm en natuurlijk ervaren en het vanzelfsprekend vinden om daarvoor een medisch pad te bewandelen. Hoewel lesbische vrouwen over het algemeen niet wegens biologische onvruchtbaarheid zijn aangewezen op kunstmatige voortplantingstechnologie zijn ze zich nauwelijks bewust van andere opties.

De vrouwen zien in hun omgeving bijna uitsluitend vrouwen die gebruik maken van de meest “effectieve”, “veilige”, “schone”, “verantwoorde” medische behandelingen. Slechts weinig lesbische vrouwen zijn daarvoor verzekerd en veel verzekeringen eisen voorafgaand aan vergoeding dat lesbische vrouwen met twaalf gedocumenteerde medische begeleide kunstmatige inseminaties aantonen dat ze onvruchtbaar zijn. Dit leidt tot hoge kosten voor de vrouwen. Ze ervaren zichzelf als mondig in hun kinderwens, maar afhankelijk van medische begeleiding.

De onderzoeker concludeert dat individuele vrouwen een drijvende kracht kunnen vormen in de medicalisering, maar dat hun motieven vaak gebaseerd zijn op prestige en controle vanuit de medische wereld. Dit laat zien hoe genuanceerd en complex het proces van medicalisering is.