Begin dit jaar publiceerde Medisch Contact een artikel van Susanne de Kort waarin zij haar ervaringen beschrijft met de 20 weken echo tijdens haar twee zwangerschappen. Zij stelt vragen bij de manier waarop de echo een min of meer onschuldige test wordt aangeboden terwijl het volgens De Kort in werkelijkheid gaat om een complex onderzoek met uiteindelijk één doel: zwangerschapsafbreking bij een kind met afwijkingen. In augustus gaven Oepkes en Wieringa namens het Centraal Orgaan Prenatale Screening en het RIVM een reactie onder de kop “recht op prenatale kennis”. Daarin schetsen zij een beeld van een zeer zorgvuldig en verantwoordprenataal screeningsbeleid in Nederland dat recht doet aan de autonomie en de keuze van het zwangere paar. De ervaring van De Kort lijkt met zo’n beleid niet voor te kunnen komen.Nu is de praktijk vaak weerbarstiger dan het beleid doet voorkomen, en dat is niet anders bij prenatale screening en diagnostiek in Nederland. Cultuurpsycholoog Myra van Zwieten onderzocht de praktijk van prenataal onderzoek; ze promoveerdein 2006 op het onderwerp “Omgaan met onverwachtebevindingen bij prenatale diagnostiek”. In dit gesprek geeftzij haar visie op de complexe praktijk van met name hetStructureel Echoscopisch Onderzoek (SEO) en de weg naar eenbetere counseling.