De basis voor elk wetenschappelijk onderzoek is een idee, dat de nieuwsgierigheid van onderzoekers prikkelt. Drie verloskundigenonderzoekers vertellen hoe een idee uiteindelijk tot een verandering in de dagelijkse verloskundige praktijk heeft geleid.

Mariet van Diem vertelt over het IMPACT- project, dat de perinatale audit op de kaart zette; Jannet Bakker over de IUPC-trial, die maakte dat druklijnen niet of veel minder gebruikt worden; Esteriek de Miranda over de stripstudie, die het denken over het nut van strippen om de bevalling op gang te brengen veranderde.

Van idee naar praktijk: het IMPACT-project

Uit de Landelijke Perinatal Audit Studie (LPAS) bleek in 2005 dat perinatale audit in Nederland haalbaar is. In Noord-Nederland vroegen wij ons toen af wat de beste manier zou zijn om perinatale audit te implementeren. Met een subsidie van ZonMw konden wij dit idee verder uitwerken en onderzoeken.

Van idee naar praktijk: de Stripstudie

In het toenmalige AZL, nu LUMC, werd in de jaren tachtig en negentig veel onderzoek naar prostaglandinen gedaan onder leiding van prof. Marc Keirse, destijds een van de pioniers op het gebied van prostaglandineonderzoek in de verloskunde. Er was al aangetoond dat de prostaglandineconcentratie in maternaal plasma toeneemt na strippen maar het effect op het op gang komen van de baring was nog onvoldoende onderzocht. In Nederland was er geen landelijk beleid ten aanzien van strippen, de keuze om wel of niet te strippen was afhankelijk van de persoonlijke voorkeur van de zorgverlener. Keirse suggereerde dat een grote gerandomiseerde studie juist in Nederland goed uitgevoerd zou kunnen worden in de eerste lijn, dóór de eerste lijn. In de Stripstudie onderzochten we de effectiviteit en veiligheid van strippen als methode om de baring op gang te brengen voor de 42 weken in een laagrisicopopulatie om zodoende serotiniteit te voorkomen.

Van idee naar praktijk: de IUPC-trial

Hoewel twee kleine gerandomiseerde studies geen voordeel aantoonden, werd de intra-uteriene druklijn na introductie in de jaren negentig in toenemende mate toegepast, zelfs bij vrouwen met spontane weeënactiviteit. Men veronderstelde dat de precieze grafische weergave van contracties wel moest resulteren in betere bevallingsuitkomsten. Herhaaldelijk verschenen echter case-reports over schade door perforatie van de vaten van de placenta, navelstreng of uterus ondanks correct gebruik van de druklijn, met ernstige gevolgen voor moeder en/of kind. Daarbij werd zelfs een bijna maternale sterfte beschreven door een vruchtwaterembolie na perforatie van een drukkatheter in de uterus. Volgens de overlevering ontstond het idee voor de IUPC-trial tijdens een overleg op een tochtig NS-station in ’s-Hertogenbosch, waarbij een aantal hoogleraren – gezien de ernst van de case-reports en het ontbreken van enige wetenschappelijke onderbouwing – besloten deze studie, na een afgewezen subsidieaanvraag bij ZonMw, dan maar zonder overheidsgelden uit te voeren.